ART

 

.

Zanzibar, de stapelplaats van Oost-Afrika.

Naar het Fransch van Piere de Myrica.

Men treft te Zanzibar vele Parsi’s aan.

Men treft te Zanzibar vele Parsi’s aan.

Zanzibar heeft een verleden van bloedige oorlogen, waarin naast grootsche heldendaden der conquistadores en der Arabieren, sombere verhalen te hooren zijn over den slavenhandel, waar de naam van Zanzibar aan verbonden is.

Het eiland, waar de stad op is gebouwd, ligt midden op den weg der schepen, die, met den moesson mee, langs de oostkust van Afrika varen, en al sedert de verre oudheid was het een plaats van oponthoud voor al diegenen, die goud, ivoor en wierook uit de kustlanden kwamen halen. De Phoeniciërs, die hun zwerftochten tot het gebied van Ophir uitstrekten, spreken van het land van Zendp (Zanzibar) en van de vriendelijke ontvangst, hun te beurt gevallen bij de koningin van het eiland.

De Arabieren van Maskate, die de Phoeniciërs opvolgden als bevaarders van den Indischen Oceaan, zochten voor hun schepen een schuilplaats te Zanzibar; zij zagen daarin een uitmuntende, veilige wijkplaats, op natuurlijke wijze door de zee verdedigd, van waar uit ze het zwarte werelddeel binnen konden gaan, dat hen aanlokte, maar waar ze zich niet durfden vestigen uit vrees voor de aanvallen der stammen van de Massaï’s. De Arabieren namen de gewoonte aan, om elk jaar te Zanzibar terug te komen; later vestigden velen er zich voor goed en stichtten er de stad. Ze waren er geheel en al tehuis toen de schepen van Vasco de Gama er verschenen.

Die portugeesche expeditie, die, sterk door haar kanonnen, alles op haar weg kort en klein sloeg, bombardeerde de arabische vesting en hervormde die op haar manier. Volgens gewoonte werd er terstond een fort aangelegd en een garnizoen geplaatst. De portugeesche vlag wapperde boven de torens van Gama, totdat de imam van Maskate, die door de bevolking der kuststreek te hulp was geroepen, haar had verdreven uit alle havens van het noorden der Oostkust en haar had teruggedrongen tot kaap Delgado.

Van dien tijd af, die in de 17de eeuw viel, is Zanzibar onveranderlijk in het bezit van de Mohammedanen gebleven. Het eiland wordt nu nog beheerscht door een sultan, in naam vazal van dien van Maskate, ginds bij de Perzische Golf, en die altijd in naam behoort tot het geslacht van den overwinnaar der Christenen. Maar het gezag van dien despoot is sterk achteruitgegaan. In 1885 maakte Duitschland, onder voorwendsel den slavenhandel te moeten tegengaan krachtens het tractaat van Berlijn, zich meester van de kust van kaap Delgado tot Bagamoyo; Engeland nam, wat er overschoot. Die gebieden, met de steden Dar es Salaam, Mombassa, Melinde en Lamoe, zijn dus niet langer afhankelijk van den sultan, wiens grondgebied zich [138]bepaalt tot de eilanden Zanzibar, Sjagi-Sjagi en Pemba, en daar oefent de inlandsche vorst, zooals wij zullen zien, nog maar een schijngezag uit.

Deze herinneringen komen mij in de gedachte, terwijl ons schip zich werkt door het kanaal, dat naar de ankerplaats voert. De kust, waar we langs varen, is bezet met kokospalmen; een smal zandig strand doet het donkere groen van den plantengroei sterk uitkomen en onderstreept het blauw van de zee, die omboord wordt door zilveren schuim. Dit panorama en de koraalrotsen met hun wisselende kleuren, waar we doorheen varen, doen mij denken aan sommige landschappen in de Stille Zuidzee. Maar daar, in Oceanië, zijn de vulkanische eilanden vol bergen van reusachtige afmetingen, die voor den rand van koraalrotsen een prachtigen achtergrond vormen, terwijl hier de eilanden, dank zij der aanslibbing, vlak zijn, met uitzondering van enkele heuvels, die boven de palmboschjes uitsteken. In de verte teekent een minaret zich af tegen den donkerblauwen hemel; een reeks witte huizen komt aan den oever in opklimmende verdiepingen voor den dag. Dat is de stad.

Men had er mij teveel moois van verteld, voor ik uit Frankrijk ging. Toen ik bezwaar maakte tegen de vermoeienissen en het weinig prettige van deze campagne in den Indischen Oceaan, had men mij met iets overtuigds toegevoegd; “Maar je zult Zanzibar zien!” een vooruitzicht, dat mij scheen te moeten schadeloos stellen voor alle onaangenaamheden. Ik ben nu aangekomen bij dat oord, gevierd door mijn geestdriftigen verteller, en mijn ontnuchtering is groot. Van zee uit gezien, ziet Zanzibar er somber uit, en heeft volstrekt niets aantrekkelijks.

Zanzibar is een natuurlijke haven. Het zou gemakkelijk en niet kostbaar zijn geweest, die goed in orde te brengen; maar dat is niet gebeurd. De post- en cargobooten ankeren op de reede en worden met lichters gelost en geladen; er zijn zelfs geen werven, noch kaden, waar de booten kunnen aanleggen. Ze worden bij laag water op het strand gezet en ontvangen hun lading. Wanneer ze weer vlot zijn geworden, brengt men ze onder de takels van de vrachtbooten. Schepen met weinig tonneninhoud, dowhs en bagghala’s, worden op deze primitieve wijze behandeld.

Toch zijn er enkele pieren op palen gebouwd, nu eens door de consuls, dan door sommige kooplieden, en nu ook door de regeering. Ik stap naar de laatste en breng een bezoek aan onzen consul. Reeds hebben de inboorlingen bezit van ons schip genomen; men kan er bijna geen plaats meer vinden; die menschen gedragen zich met een vrijheid, die ongehoord is en die ze op elk bij hen landend vaartuig toepassen; men kan ze moeilijk kwijtraken. Bij de landing bespeur ik, dat de aanlegplaats van Zijne Hoogheid afschuwelijk vermolmd is. Er wordt mij gezegd, dat het voorzichtiger zal zijn, op het zand aan wal te gaan en zich aan wal te laten dragen op den rug van een neger. Het eenige wagentje brengt naar het kantoor van den engelschen commissaris; dat had ik wel kunnen verwachten.

Het is in den tijd van den oostmoesson. Een wolk van arabische schepen, dowhs en bagghala’s zijn in Zanzibar binnengeloopen en wachten voor hun terugkeer naar Arabië op de verandering van wind. Ze zijn in groepen ingedeeld en liggen bij de consulaten, waarbij ze behooren. Ten gevolge van de draconische maatregelen, die ten opzichte van de slavenschepen genomen worden tegenover de verdachte vlag van Maskate, hebben bijna al de arabische schepen de nationaliteit aangenomen van een europeesche mogendheid, die hun veiligheid waarborgt en tevens toezicht houdt op hun ladingen. Aan den achtersteven van die schepen onderscheidt men de door hen aangenomen vlaggen; de driekleur van Groot-Comore en Madagascar, de duitsche vlag van de kolonie tegenover Zanzibar; de engelsche vlag, de indische vlag. Een onderscheidingsteeken, waaronder ze geregistreerd zijn bij de reederij, is een letter, gevolgd door een nummer; Z bij voorbeeld voor Zanzibar, M voor Mayotta enz.

Het zijn echte notedopjes met een inhoud tusschen 25 en 150 ton. Ze brengen naar Zanzibar de dadels van Basra en Maskate, de boter van Socotora, het zout uit Arabië en het vee der Somalilanden. Die schepen, die verplicht zijn geworden door de bemoeiingen der Anti-slavernijbeweging, om den slavenhandel te laten varen, trekken uit dezen eerlijken handel nu goede voordeelen.

De consul van Frankrijk woont niet als de meeste zijner collega’s aan zee; maar meer het land in heeft hij een oud, klassiek arabisch huis, wit gekalkt en voorzien van een patio, waar palmen staan. Hij brengt ons vlug op de hoogte van de politieke en economische toestanden van het land, waar hij Frankrijk vertegenwoordigde. Onze invloed is er aan het afnemen ondanks de nabijheid van Madagascar. Er zijn maar weinig overgebleven van de talrijke kantoren, die eertijds door Franschen werden gehouden. Nog pas weer moest een handelshuis van beteekenis zijn faktorij liquideeren. Het is intusschen een troost, dat onze weinige handelaren, die den sultan trouw zijn gebleven, tot de oudste en meest geziene behooren.

De fransche zendelingen hebben zich op het eiland gevestigd en dat, als op zooveel andere plaatsen, zeer ten voordeele van Zanzibar. Ze zijn de bouwmeesters geweest en de ontwerpers van de kathedraal, het mooiste monument van de stad; ze besturen ook het fransche hospitaal.

Van Frankrijks invloed getuigt nog in het sultanaat het bestaan van een officiëel postkantoor met een directeur aan het hoofd, die door onze regeering wordt benoemd en die alleen van haar afhankelijk is. Die ambtenaar bepaalt er zich niet toe, de zakken met poststukken te sluiten en ze te doen expediëeren aan boord der fransche mailbooten; hij dient ook als tusschenpersoon tusschen Europa en de inwoners van Zanzibar voor den dienst der geldzendingen. Hij is een soort van bankier, die in plaats van wissels talons van postmandaten afgeeft, betaalbaar in alle plaatsen in Europa.

De Fransche post staat zeer goed aangeschreven. De klandizie, voor het grootste deel bestaande uit inlandsche kooplieden, is zeer uitgebreid. Deze instelling, die bijna gelijkstaat met een afstand van het plaatselijk gezag, is hoogst gewichtig voor onze goede vertegenwoordiging; zij geeft tevens vastheid aan den koers van ons zilvergeld, dat tot op den laatsten tijd, [139]wat de waarde betreft, aan groote schommelingen onderworpen was.

Ook moet niet vergeten worden, dat de Maatschappij der Messageries Maritimes voor postverbindingen zorgt tusschen Zanzibar en Europa. De engelsche schepen die in Zanzibar binnenloopen, bezorgen den dienst tusschen Indië en deze haven, zoodat onze stoombooten geen andere concurrenten hebben dan die van de duitsche Oost-Afrikacompagnie. De volkomen veiligheid van het transport van geldswaarden aan boord van schepen der Messageries Maritimes, door de aanwezigheid van den agent-commissaris der regeering, is een der redenen van den voorspoed van het kantoor te Zanzibar. En eindelijk geeft de aanwezigheid van vele duizenden lieden van de Comoren, die dus fransche onderdanen zijn en in Zanzibar hun zaken hebben en er hun fortuin zoeken, aan onzen consul een groot overwicht.

Er is bijna geen enkele streek, waar de consuls een zoo veelomvattende rol spelen als op dit eiland. Niet enkel zijn ze geplaatst binnen het gebied der conventies, die tusschen de europeesche mogendheden aangaande Zanzibar gesloten zijn en die dus hun invloed vergrooten, doordat het recht van politie en justitie over de europeesche beschermelingen in hun handen is, maar ook ontleenen zij aan het tractaat van Berlijn een reeks van buitengewone rechten en privileges.

De arabische schepen hangen af van den consul, wiens vlag ze voeren, en van hem alleen. Geen enkele andere plaatselijke autoriteit heeft het recht er een onderzoek in te stellen. De kapitein en de geheele bemanning, ingeschreven op de rol, staan in rechten onder de consulaire rechtbanken; het consulaat wordt beschouwd als een vluchthaven voor de vloot der arabische schepen, die er veilig zijn en er van een soort van exterritorialiteit profiteeren. Dergelijke maatregelen zijn mede genomen met het oog op den slavenhandel; maar die gewoonte is zoo ingeroest bij de kooplieden van Soer en Maskate, dat de consuls der verschillende naties er een streng toezicht op moeten uitoefenen en toch niet afdoend kunnen zorgen, dat er geen slaven aan boord zijn. Een internationaal bureau, waar de verschillende vertegenwoordigers zetelen van de mogendheden, die het tractaat van Berlijn hebben onderteekend, is belast met de opdracht, om alle daden van slavenhandel op te sporen, ze aan te brengen en ze desnoods te berechten.

Een der tolken, die voortdurend in de poort van het consulaat aanwezig moet zijn, werd aangewezen, om mij te geleiden door de kronkelige straatjes van de arabische stad. Exotische geuren ontsnapten uit de half openstaande deuren der winkels, waar de waren zijn opgestapeld, die voor den uitvoer bestemd zijn; de gekruide geur van de kruidnagelen streed er met den stank van de copra. Negers gingen onophoudelijk heen en weer en droegen op het hoofd de zware zakken, die ze naar de booten moesten brengen.

Zanzibar maakt echt den indruk, dien men verwacht van zulk een koloniaal station. Het is inderdaad de belangrijkste plaats uit de streek, en ondanks de brandende zon geeft ze een voorbeeld van handelsdrukte. De invoer bedraagt voor een waarde van dertig millioen francs, en de uitvoer voor nog twee of drie millioen meer. Zanzibar is eigenlijk niet anders dan de stapelplaats voor Oost-Afrika. De eilanden, die van het sultanaat afhankelijk zijn, brengen al heel weinig voort buiten wat copra en kruidnagelen. De meeste artikelen, die als transito-goederen Zanzibar passeeren, zijn niet eens afkomstig uit de buurt, maar zijn bij voorbeeld ivoor uit Centraal Afrika, uitgevoerd voor een waarde van 2 270 425 francs; gom, ingezameld aan de kusten van Somaliland, en caoutchouc, verzameld over de geheele uitgestrektheid van het vasteland, die in de lijsten van den uitvoer voorkomen voor een waarde van 273 550 francs voor gom en van 622 350 voor caoutchouc. In het algemeen gesproken, worden bijna alle deelen der dieren, waarop gejaagd wordt, voor zoo ver ze een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen, als huiden, horens enz. naar Zanzibar gevoerd, voordat ze naar Europa gaan. De voornaamste afnemers van Zanzibar voor dien kustvaartdienst zijn de naburige landen: Duitsch Oost-Afrika met een invoer van 4 515 700 francs; Engelsch Oost-Afrika met 1 812 675 francs en het italiaansche Benadir met 1 102 875 francs.

Frankrijk neemt eerst den tienden rang in als land van invoer voor Zanzibar met 589 000 francs in 1900; na Indië, de drie reeds genoemde koloniën, Duitschland, de Vereenigde Staten, België, Engeland en de havens van Zuid-Afrika. Daartegenover koopen wij te Zanzibar voor een waarde van 2 016 200 francs aan waren, vooral copra. Die copra, het gedroogde vleesch uit de kokosnoot, wordt gebruikt door de zeepfabrieken van Marseille. Daar onze handel zich zoo goed als geheel bepaalt tot dien in copra, nemen we de zevende plaats in voor den uitvoer.

Door de Messageries Maritimes, wier paketbooten van de lijn Madagascar-Réunion-Mauritius een keer van de twee in Zanzibar binnenloopen, dat wil zeggen alle maanden, heeft die fransche lijn een groot deel van den tonneninhoud der schepen voor haar rekening.

Deze statistiek toont den achteruitgang van onzen handel aan, die vroeger in deze streken de eerste was onder de wedijverende mogendheden, vooral tegenover Duitschland, van welks op het oogenblik almachtige vlag aan de oostkust van Afrika toen in het minst geen notitie werd genomen. Wij hebben ons op Madagascar afgezonderd, een eiland, waar men tot dien tijd niets mee had kunnen beginnen, terwijl er zich in de buurt der groote meren allerlei veelbelovende gebeurtenissen afspeelden. De toekomst zal leeren, of we wel met oordeel hebben gehandeld....

Daar ben ik weer terug op het Gouvernementsplein, waar de gebouwen voor de openbare diensten worden aangetroffen. Het sultanspaleis beslaat een heele zijde ervan. Het is een opvallend gebouw met een hooge minaret ernaast, en omringd door veranda’s, die door sierlijke zuilen worden gedragen. Maar het is een kartonnen huis, meer vertoonend dan het in werkelijkheid waard is, want het werd maar van hout en pleister opgetrokken in een tijd, toen het oude verblijf van den vorst in 1896 door het engelsche eskader platgeschoten was. Links is de harem nog intact gebleven; zijn muren met bastions geven er het aanzien van een staatsgevangenis aan. Die gelijkenis is werkelijk nog zoo slecht niet. In de plaats van zes uur, dat mijn horloge aanwijst, vormen de wijzers op de groote klok van het gebouw [140]een heel anderen hoek; ze wijzen den mohammedaanschen tijd aan; vreemde tegenstelling tusschen dat moderne instrument en de kinderen van den Islam, wier daden erdoor worden geregeld en die zoo vastgeroest zitten in verouderde gewoonten.

De zon zal spoedig ondergaan; de zanzibarsche soldaten komen samen en nemen hun wapens in de hand in het portaal van het huis van den sultan. Met muziek voorop scharen ze zich in het gelid tegenover den vlaggestok. Elken dag op hetzelfde uur, dat het heele jaar door op deze breedten het uur is van zonsondergang, gaat men er met onverbrekelijke regelmatigheid toe over, de vlag in te halen volgens het ceremonieel aan boord van oorlogsschepen in gebruik. In een gloeienden hemel van buitensporig hoog rood gaat de vurige bol onder, die den geheelen dag op den afrikaanschen grond heeft gebrand. Het is een snelle, treffende daling; bijna zonder overgang komt men van verblindend licht tot diepe duisternis. Een fanfare klinkt, het volkslied wordt gehoord, terwijl zachtjes de scharlaken plooien van de vlag worden gevouwen; dan zet de wacht de wapens neer en gaat in ernstige houding uiteen.

Soeaheli-vrouw en slavin uit Zanzibar.

Soeaheli-vrouw en slavin uit Zanzibar.

Plotseling wordt het paleis verlicht. Electrische lampen werpen een bleek schijnsel; een vuur wordt ontstoken in den toren van het paleis, als aanwijzing dat Zijne Hoogheid ten paleize aanwezig is. In de doorschijnende lucht lijken de veranda’s boven elkaar, met de opengewerkte balustrades in de breede lichtbundels op een operettedroom, een decoratie voor een tooneel uit een stuk over den Grooten Mogol of “Si j’étais roi”.

En inderdaad is de kinderachtige opvolger van sultan Seyed Bargasj niet veel meer dan een operette-sultan. Zijn leger, op zijn Engelsch ingericht, naar het model der corpsen in Soedan, staat onder een oud-officier van het indische leger. De financiën en de douanerechten staan onder contrôle van den bijzonderen commissaris van het Vereenigd Koninkrijk, die zelf aan Engelands bevelen moet gehoorzamen.

Een der origineele zijden van Zanzibar is de verscheidenheid van rassen, die men er aantreft. De groote meerderheid der bewoners zijn Zanzibari’s. Die negers, bijna alle in slavernij levend, zijn eigenlijk nog afkomstig van de autochthone kern der bevolking, door de Phoeniciërs Zendp genoemd; maar al sinds lang heeft die groep zich vermengd met den breeden en aanhoudend vloeienden stroom van immigranten. Het is dan ook in werkelijkheid een mengeling van alle stammen der afrikaansche kust, waaronder de arabische schepen telkens opruiming hebben gehouden, om leden ervan mee te voeren, van Somaliland af, dat vaak weerstond aan den slavenhandel, tot het Kafferland, welks te zwakke inwoners men niet hard begeerde. Daar de kapiteins zorgden, dat hun levende koopwaar voorzichtig werd uitgekozen, eer ze werd ingescheept, zijn de Zanzibari’s, onder wie het Bantoetype op den voorgrond staat, meestal gespierd en sterk. Met een meer of minder uitgesproken prognatisme, meer of minder dikke lippen, een achteruit wijkend voorhoofd, zijn ze ver van aangenaam om te zien.

Kade en sultanspaleis te Zanzibar.

Kade en sultanspaleis te Zanzibar.

Als men rekening houdt, met de zeden van de heeren, moet men aannemen, dat de Arabieren, die meesters waren van het land, duidelijk hun stempel hebben gedrukt op het voorkomen hunner bedienden. Uit de kruising van die semieten met de negers is een maatschappij ontstaan, die iets zeer eigenaardigs heeft, half en half arabisch, terwijl de anthropologische en morphologische kenmerken bijna niet bepaald kunnen worden, zoo onverwacht en uiteenloopend zijn de verschijningsvormen. Deze zonen van slaven en Arabieren hebben intusschen een algemeen kenmerk, namelijk hun taal. En zoo heeft dan ook de linguistiek geholpen, om ze in groepen in te deelen in de groote menschenfamilie. Ze worden Soeaheli’s genoemd, voor zoo ver ze wonen ten zuiden van de rivier, de Doeb, en Somali’s, voor zoo ver ze noordelijker wonen. Waar het arabische bloed het overwicht heeft, verandert de physieke gesteldheid. Er zijn werkelijk schoone Soeahelitypen. Het semitisme verfijnt de trekken, geeft iets trotsch aan den blik, het geeft aan de huid een lichtere tint, terwijl daarentegen het atavisme naar de zijde der negers op schoonere lichaamsvormen werkt en aan den gang sierlijkheid en losheid verleent, die aan alle zwarte rassen eigen is.

Uit ethnographisch oogpunt, dat wil zeggen, in hun dagelijksche gewoonten, staan de Soeaheli’s boven de Arabieren. Ze hebben van die laatsten de kleeding en de sieraden overgenomen, met veronachtzaming van wat onder de veroveraars een aristocratische beteekenis had. Inderdaad hebben dan ook alleen de Arabieren van goede geboorte in deze streken de posten en ambten bezet, al dringen dikwijls bastaarden, zonder dat van hun afkomst gewaagd wordt, zich in staatsdienst. [141]

Zusterlijke ijdelheid in Zanzibar.

Zusterlijke ijdelheid in Zanzibar.

[142]

Zanzibari’s, Soeaheli’s, Arabieren, die zich al voor eeuwen op het eiland hebben gevestigd, zijn de eenige inboorlingen van Zanzibar. De andere individuen leven er als vreemdelingen; maar zonder van de Europeanen te spreken en zonder de lieden van de Comoren te noemen, noch de Somali’s, die ieder een wijk hebben in de voorsteden der stad, mag er nog wel in het bijzonder melding worden gemaakt van de Indiërs.

Dat zijn de kooplieden en de handwerkslieden van Zanzibar. Na zich te hebben meester gemaakt van alle kleine zaken en veel geld te hebben bijeenverzameld, doen ze thans aan de europeesche handelshuizen een geduchte concurrentie aan. De betrekkingen tusschen Voor-Indië en Zanzibar zijn al heel oud. Daar de Arabieren het ware handelsinstinct misten, hebben ze nooit die helpers kunnen ontberen, die tegenover hen de rol spelen van de Joden in het gebied der Middellandsche Zee, en van de Chineezen in het Uiterste Oosten. De Indiërs, die wij hebben ontmoet, waren allen of banyanen, of schoenmakers, kleermakers, passementwerkers, wapenfabrikanten of iets dergelijks.

Behalve de Indiërs of Hindoes vindt men er ook nog veel vertegenwoordigers van de Parsi’s. Dat is wel een der vreemdste volken, die den aardbodem bewonen. Perzen van oorsprong, en geweigerd hebbend zich naar de wetten van den Islam te schikken, hebben zij zich al eeuwen lang verscholen in noordelijk Indië, waar ze, geduld door de verdraagzame Brahmanen, nog steeds den ouden godsdienst van Zoroaster belijden en vuuraanbidders zijn.

Op het stuk der godsdiensten kan men in Zanzibar geschikt vergelijkende studiën maken. Naast de leerlingen van Zoroaster zijn er brahmaansche Indiërs, mohammedaansche en boeddhistische Indiërs, dan mohammedaansche Arabieren, mohammedaansche Somali’s, die niet het ware geloof hebben, Europeanen en Zanzibari’s, die katholiek zijn of anglicaansch, of luthersch of methodistisch of protestantsch en dan nog negers, die fetisjisten zijn. Men kan er zelfs ook aanraking zoeken met soldaten van het Leger des Heils. Al die menschen leven in volkomen vrede met elkander; de veelheid der richtingen en gelooven draagt er juist toe bij, de verschillende kerken rustig te houden.

Elken avond om vier uur stelt de sultan vriendelijk een zijner rijtuigen te onzer beschikking. Zijne Hoogheid heeft het monopolie der gemakkelijke landauers. Twee prachtige indische paarden, in schitterend tuig, worden gemend door een Zanzibarees in blauwe liverei en met de fez op het hoofd, en voeren ons door het labyrinth van de straten van Zanzibar. Achter ons zitten twee groote mannen in veel verguldsel, die om beurten dienst doende als palfreniers of tolken, en voorloopers of saïs, aan onze équipage den oosterschen stempel geven, die er aan zou ontbreken zonder hen en zonder de fez van onzen koetsier.

Het voorkomen van de verschillende wijken van de stad, die bij de honderd duizend zielen telt, en waar men den draad van Ariadne zou noodig hebben om niet te verdwalen, wisselt met de bevolking. Niet ver van de zee bewonen de consuls, de europeesche kooplieden, in overeenstemming met hun denkbeelden over hygiëne en openbare gezondheid, ruime arabische woningen van veel verdiepingen, terwijl hun hotels en clubs ook zoo gebouwd zijn. Er zijn veel vensters aan die huizen ter luchtverversching; de meeste hebben boven het terras een beschuttend dak en aan de meeste ziet men veranda’s en vooruitspringende balkons.

Wij rijden de nauwe straatjes binnen; we ontdekken portugeesche torens, ware vestingwerken, rechthoekig met dikke muren en getraliede schietgaten. Die oude factorijen, tijdgenooten van de conquistadores, hebben nog het strenge karakter van vorige eeuwen. Zij roepen maar te duidelijk ons te binnen, waarvoor ze werden opgericht, en als toevallig aan den hoek van een straat een der zware, met ijzer beslagen deuren, die bijna onveranderlijk gesloten zijn, wordt geopend, verwacht men een somberen stoet van slaven er uit te zien treden, komend uit de diepte der donkere gangen.

Wie woont er in die sombere huizen? Dat vraagt men zich dadelijk af, als men er langs gaat. Het is niet moeilijk te raden, dat vele ervan dienst doen als pakhuizen voor copra en specerijen, want dat verraadt de geur; andere zijn nog in de handen van de arabische eigenaars; weer andere zijn de woningen van rijke Indiërs of Parsi’s, en de zwijgende bewoners gaan er uit en in als donkere schaduwen.

Uit die stille wijken komt men in de levendiger handelsstraten. Over de geheele uitgestrektheid van een zeer lange middenstraat, die dwars door Zanzibar loopt, hebben de banyanen, die zich in een zeer goede klandizie verheugen, hun welvoorziene en goed ingerichte winkels. Het is geen zeldzaamheid, dat naast hun zaak zich een engelsche of duitsche collega heeft gevestigd en dat men tegenover een indischen “general merchant” de apotheek ontmoet van een Europeaan met een uithangbord, waarop de woorden “Deutsche Apotheke” en “Englisch Dispensary” boven elkander.

In de dwarsstraten wonen de winkeliers, die kleinere zaken drijven, de groenteverkoopers en handwerklieden, gegroepeerd naar de bedrijven. Hun luiken staan wijd open, en men kan de tentoongestelde waren goed bekijken. Eerst de kleedingstukken van alle stijlen en modes, hangend onder afdaken. Dan meubels en kisten van kamferhout, wapens, zilverwerk en snijwerk. In die straten beweegt zich een dichte menigte. Kleine indische kinderen zitten vóór de winkels en roepen de voorbijgangers aan, om hen de goederen te doen bewonderen. Bij die knapen ontwaakt al tegelijk met het verstand dadelijk de handelszucht. Achter in den winkel ziet men dan de verdere familie, die een volmaakt vertrouwen stelt in de handigheid en het winstbejag van den jeugdigen spruit. Hier, in deze drukte, die zoo sterk verschilt van de rust der andere wijken, vindt men als het ware een herhaling van een der oeversteden van de Ganges.

De aanblik van de menigte op de groentemarkt is treffend. Tegenover de vele tentjes met eetwaren liggen op den grond hoopen vruchten, kokosnoten en bananen en andere, in rieten manden. Vrouwen in wijde, kleurige jurken verdringen er elkaar en schreeuwen om het hardst, en het is duidelijk, dat zoo’n oude Zanzibarsche onze dames de la halle niet behoeft te benijden om haar stemorgaan. [143]

Met moeite komt ons rijtuig vooruit door dezen vloed van menschen, en onze palfreniers moeten telkens uitstappen, om voor ons ruim baan te maken. Daar zijn we in de voorsteden, waar armoedige hutjes staan, van riet of takken opgetrokken door de ruwe hand van den eigenaar, arme vroegere slaven, afkomstig uit alle deelen van Afrika. Die negerdorpen vormen leelijke uitwassen op de stad.

Dan volgt het eigenlijke buiten; de kokospalm overheerscht in den plantengroei en men ziet overal de bekende, maar altijd mooie palmboschjes. Het onderhout heeft hier in de verste verte niet de kracht en den omvang van wat men op Ceylon ziet, noch de heerlijke frischheid van Oceanië. Het heeft een afrikaansch karakter, en dat zegt genoeg. De bladermassa der mangoboomen brengt donkergroene plekken op de open plekken van het bosch. Van tijd tot tijd rijden we langs aanplantingen van kruidnagelen, een der rijkdommen van Zanzibar. De reeksen van fijne, edele boomen zijn een sieraad in het landschap, dat nog al eentonig is.

Langs de zee volgen de vervallen gebouwen elkaar op. Ieder sultan begint op den dag van zijn troonsbestrijding een paleis te bouwen, dat verlaten moet worden na zijn dood en waar dan niets aan mag worden hersteld. Er is in die gewoonte, om den eeuwigen slaap van den souverein niet te willen storen, door zijn oude aardsche woning onaangetast te laten, iets eerbiedwekkends en dichterlijks.

Wij keeren langs den zuidelijken weg terug, die het drukst begaan wordt en het best is onderhouden, en rijden ook voorbij door muren ingesloten parken, waar zich de clubs bevinden van de mohammedaansche en brahmaansche banyanen en ook die van de Parsi’s. Men herkent den indischen geest aan die tuinen vol met roode bloemen, aan den overvloed van arecapalmen, kamferboomen en hibiscusplanten, alles, wat een weelderigen grond noodig heeft. De rijke Hindoes schommelen in hun luie stoelen, lezen hun couranten, en gedragen zich met het zelfvertrouwen van een lid van een voorname engelsche club. Men kan de verschillende clubleden gemakkelijk onderscheiden aan hun hoofdtooisel, want dat van de Parsi’s bestaat uit een soort van bisschopsmuts van wasdoek, de Mohammedanen dragen een geborduurd mutsje of een tulband en de Brahmanen een puntig toeloopenden hoed. De priesters van alle secten hebben bepaalde onderscheidingsteekenen, die hen in de openbare aandacht aanbevelen.

Op de dagen dat de muziek van den sultan zich doet hooren in den Botanischen Tuin, zenden we ons rijtuig aan de poort van den tuin heen. Binnen de muren van den tuin, waar reusachtige dadelpalmen de opmerkzaamheid trekken, staat een muziektent, die tevens dient als feestzaal en als restaurant. Op het uur van de five o’clock tea vinden we daar de elegante wereld van Zanzibar, bestaande in hoofdzaak uit zaakgelastigden en consuls. Die cosmopolitische vergadering is aardig en belangwekkend; wij konden er vrijwat van genieten, want we woonden veel bijeenkomsten en recepties bij in de consulaten. Wij hebben vooral bewonderd, met hoeveel smaak de vrouwen des huizes, onverschillig tot welke nationaliteit ze behoorden, partij hadden weten te trekken van de moorsche hulpmiddelen.

Onze booten, die op het strand liggen, om ons aan boord terug te brengen, wachten ons en wij maken er gebruik van, als de zon is ondergegaan. Het geluid der dynamo’s, het gehijg der machines, die electriciteit voortbrengen, al het krachtige scheepsleven brengen ons tot de werkelijkheid terug, die door de indrukken van dat land daar aan den wal voor ons verloren dreigde te zullen gaan.

Thans geef ik mij rekenschap van de verborgen beteekenis der belofte: “Ge zult Zanzibar zien!” Zanzibar is niet alleen een plaats, waar men genoegelijk vertoeven kan, in tegenstelling van vele plaatsen, die wij moeten aandoen op de kusten van den Indischen Oceaan, maar het is ook op zich zelf een belangwekkende stad. Toch merkt men niet op eens alle aantrekkelijkheid, want daarvoor moet men langer in een plaats wezen, zich een weinig vertrouwd met de menschen en de dingen hebben gemaakt, zoodat onze soldaten en onze kolonisten van Madagascar, die in het voorbijgaan zich op het eiland hebben opgehouden, er de bekoring niet in hebben kunnen ontdekken en een verkeerde voorstelling van Zanzibar hebben.

Weinig punten van onzen aardbol vereenigen zoo geschikt alle studie-elementen, die men voor de kennis van landen en volken noodig heeft. Alles werkt er toe mee, om van Zanzibar een veld te maken voor proefnemingen op historisch en ethnografisch gebied en op dat van den handel. In Zanzibar spiegelt zich af het leven van het geheele zwarte werelddeel; men kan er de rassen leeren kennen, de zeden bestudeeren en den ontwikkelingsgang in allerlei opzicht nagaan. Het eiland van de Zendp was in het begin het punt, waar alle krachten van Afrika samenkwamen, om van daar uit zich te richten naar Europa. Als men de ruïnen onderzoekt, graaft men sporen op van alle beschavingen, ontdekt herinneringen aan den heldenstrijd tusschen het Kruis en de Halve Maan in den tijd der Renaissance en men kan er volgen de uitstraling der macht van de Arabieren over de kust. Eindelijk kan men bij dezen haard van de slavernij, onder de nog warme asch, kostbare inlichtingen krijgen over datgene, wat de haat en de minachting der menschen onderling voor leelijks in de wereld kunnen teweeg brengen.

Het verveelde mij niet spoedig, te wandelen door de nauwe en bochtige straatjes, waar het naar kruidnagelen en andere specerijen rook, waar ik in aanraking kwam met een bedrijvige en veelkleurige volksmassa. Ik trad binnen in de winkels van banyanen en ik liet mij door de beleefde kooplieden alles uit de uitstalkasten vertoonen, indische shawls en geborduurde sluiers, matwerk en oostersche tapijten, haïks van kameelhaar. Ik bewonderde mooie snuisterijen van ivoor, van lichtkleurig parelmoer, van been, van zilver en van geciseleerd koper.

Ik behoef aan de banyanen slechts roepijen te geven, waarvan de waarde overeenkomt met hun gewicht, en ze smelten die voor mij en geven ze mij terug in den vorm van knoppen op wandelstokken, parapluieknoppen en opgetuigde olifanten als sieraad, alles merkwaardig gesneden naar onveranderlijke patronen. Maar wat de originaliteit van deze winkels uitmaakt, is, dat men er naast de producten [144]van een oudere beschaving dan de onze ook nog de resten vindt van de echte woestijndieren: pantervellen, leeuwen- en zebrahuiden, schrikwekkende horens van rhinocerossen, riemen van nijlpaardenhuid. Vervolgens waren er veel oude wapens van gesmeed ijzer, pijlen en pijlkokers van de krijgshaftige stammen, die 25 jaar geleden door Stanley werden ontdekt. De kinderlijke werktuigen van volken, die op de trap van het ijzer zijn blijven staan, en de voortbrengselen der Hindoekunst te zien tusschen de blinkende voorwerpen van onze moderne industrie, dat geeft een goed denkbeeld van wat Zanzibar is, een wereldgalanteriewinkel.

Toen ik de winkelstraat verliet, ontmoette ik de schippers van de arabische schepen van Maskate; de Arabieren met hun trotsche houding, die mij eerst geen blik waardig keurden, brengen mij nu een broederlijken Salam, en ik kan niet nalaten de waardigheid op te merken van die slavenhandelaars, die nog aan hun gordel, in scheeden van opengewerkt zilver, oude kromme dolken dragen, met gedamasceerde lemmetten. Reeds ben ik geen vreemdeling meer in deze stad; de kleine Zanzibari’s, wier specialiteit is, vreemdelingen lastig te vallen, brengen mij een militairen groet. Bescheidener nemen de jonge Soeaheli-meisjes mijn groet met een glimlach in ontvangst en laten haar lichaam gracelijk wiegen onder de plooien van het bovenkleed, dat sprekende kleuren draagt.

De oude schoonheid van het palmenwoud.

De oude schoonheid van het palmenwoud.

Ons vertrek, dat voor vandaag was bepaald, is uitgesteld om onvoorziene omstandigheden. Gebruik makend van den laatsten avond, ga ik nog eens naar het voetgeschuifel der menigte luisteren, eer ik mijn kruistocht hervat.

Er worden bruiloften gevierd in de straten van Zanzibar, indische, arabische en negerbruiloften, waarbij muziek van tamboerijnen en fluiten. De jonggehuwden en zij, die hen vergezellen, hebben hun mooiste kleederen aangetrokken; de Hindoes zijn gehuld in gazige gewaden, met goud borduursel, de Arabieren dragen zijden gandoera’s en de negers hebben zich opgesierd met de barbaarsche fraaiigheden van hun ras. Allen volvoeren de ritueele voorschriften van hun godsdienst, den roof der echtgenooten, de bloedmenging en dergelijke plechtigheden, waarbij het profane en het heilige wonderlijk zijn dooreengemengd.

Op den oostelijken weg treffen we een schilderachtig schouwspel, namelijk den terugkeer van Zijne Hoogheid. De sultan is den dag na onze aankomst naar zijn landgoed vertrokken; hij keert daarvan terug op den dag van ons eerst vastgesteld vertrek. Een eenvoudige toevalligheid, zal men zeggen, maar een toevalligheid, die zich herhaalt bij de komst van alle fransche schepen. Wij zien nu het profiel van den sultan van Zanzibar in het licht der toortsen, te midden der hoog opgeheven lansen van zijn gevolg. Die militaire demonstratie kon niet verbergen, wat we bij iederen stap hadden opgemerkt: de macht en invloed van den engelschen agent.

Zanzibar verkeert in een toestand van verval. Inderdaad werken de oorzaken, die de stichting van Zanzibar hebben bevorderd, niet meer; zij, die den bloei der stad hebben bewerkt, tellen niet meer mee. Sedert het menschenvleesch geen courant handelsartikel meer is, zijn de zaken met drie vierden van hun omvang verminderd; de noodzakelijkheid om een stapelplaats voor Afrika te zijn, bestaat niet meer, nu er transportmaatschappijen zijn en de kustvaart der stoombootondernemingen is ingesteld; en eindelijk is de oppermacht van den Islam, die den samenhang der Soeaheli-stammen had kunnen bevorderen, aan het wankelen gebracht, terwijl de belanghebbende europeesche staten geen tusschenpersonen meer noodig hebben tusschen hen en Europa.

Als de handel, die nog den ouden loop volgt, nog van Zanzibar gebruik maakt, toch doet alles vermoeden, dat hij er zich in de naaste toekomst van zal verwijderen, om een meer rechtstreekschen weg te volgen. Het eiland zal teruggebracht worden tot zijn eigen hulpmiddelen. De Engelschen zien dat zoo goed in, dat ze niets doen om het te verhinderen; ze besteden weinig of niets aan Zanzibar en laten de haven zooals ze is. Daarentegen wedijveren aan den overkant, op de afrikaansche kust, in Mombassa en Dar es Salaam, de Engelschen en de Duitschers met elkander, om daarheen de producten van Centraal Afrika te lokken en de karavanen dien kant uit te doen gaan.

Zanzibar heeft als groot handels-entrepót zijn tijd gehad. Zijn dagen zijn geteld.

Ornament.



				


				

				




				




				

Hellenica World - Scientific Library

Index